ZorgBlog

Deskundig

Op mijn spreekuren komen regelmatig patiënten die ‘iets gelezen’ hebben: het meest logische voorbeeld in dit geval is dat ze hebben gelezen dat statines troep zijn, en “dat kan niet! Dat ga ik niet meer gebruiken. Al die troep in mijn lijf moet ik niet.” Het feit dat ze al een hartinfarct hebben gehad en hun cholesterol gevaarlijk hoog is, vinden ze minder belangrijk. “Ik heb gelezen dat …!” en vervolgens een verhaal over waarom statines zo gevaarlijk of slecht zouden zijn.

Daarmee stellen ze hun leeservaring op internet gelijk aan mijn 4+ jaren studie, meer dan 10 jaar ervaring en de kennis die ook de artsen hebben en de richtlijnen die zijn opgesteld na vele (tientalle) jaren van empirisch onderzoek. Aan mij de taak om hen te overtuigen dat een hoge bloeddruk, of een hoog cholesterol, of andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten, vaak meer schade berokkenen dan de medicijnen die ze ervoor krijgen.

Een van de mooiste voorbeelden die ik vaak geef is van president Roosevelt van de verenigde staten, die overleed aan een hersenbloeding nadat hij torenhoge bloeddrukken had. Een normale bloeddruk is rond de 120/80; in de huisartsenpraktijk hanteren wij een bovengrens van 140/80 (boven de 80 jaar is dat 160/80). Roosevelt had bloeddrukken die opliepen tot 220/130. Vaak is de bloeddruk ook niet een enorm probleem om patiënten te overtuigen; ze zien dit als een risicofactor en nemen deze serieus.

Cholesterol is een heel ander fenomeen. Omdat er pas sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw serieus onderzoek is opgestart naar de rol van cholesterol in hart- en vaatziekten, is het bewijs nog vrij nieuw. Destijds duurde het ook een tijd voordat onderzoeken aantoonden dat cholesterolverlaging werkte bij mensen om hart- en vaatziekten te
voorkomen. In een van de grootste meta-ananlyses naar de effectiviteit van statines, van 1994- 2004, werd onomstotelijk vastgesteld dat ze effectief waren in het voorkomen of uitstellen van hart- en vaatziekten.

Een van de grootste problemen in de spreekkamer is het feit dat ik aandoeningen of verschijnselen behandel waar patiënten niets van merken. Zolang je niet belast bent met een familiaire vorm van hoog cholesterol, merk je er eigenlijk weinig van. Je merkt het als het te laat is, als je een hart- of herseninfarct krijgt.

Wat patiënten wél merken zijn de bijwerkingen van de medicijnen. Vaak zijn dit spierklachten, zoals spierpijn. Ondanks dat uit onderzoek blijkt dat dit maar bij 10-20% in meer of mindere mate voorkomt, zijn er veel patiënten die dit aangeven. Een andere bijkomende factor is dat naarmate je ouder wordt, je spieren ook stijver worden en je sneller spierpijn krijgt.

Voeg daaraan toe dat je tegenwoordig internet hebt en iedereen zo ongeveer alles kan opzoeken wat hij of zij wil, of dit nu gefundeerd onderzoek is of een Facebook groep over ervaringen met statines.

Er is geen pasklaar antwoord; voor elke patiënt is de benadering en overtuiging anders, en soms heeft dit meerdere afspraken nodig om toch de juiste oplossing te vinden. Ondanks dat er richtlijnen zijn die precies zeggen wat ik moet doen, is het elke keer weer een puzzel wat bij welke patiënt past. Vaak heeft het tijd nodig, en bouw je eerst een vertrouwensrelatie op waarna je langzaam stappen kan nemen richting het advies geven van de beste behandeling voor de patiënt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *