Schuld
Ik ben op weg naar mijn ouders. Recent zijn de maatregelen aangescherpt; er mag nog maar één persoon van dertien jaar of ouder op bezoek komen. Ik zie in tegenstelling tot een groot deel van Nederland zo’n zestien mensen per dag. Ik voel me schuldig; zal er tussen hen iemand hebben gezeten die zijn klachten verzwegen heeft? Is er een groot risico dat ik nu, nog symptoomvrij, mijn ouders besmet? Alhoewel ze niet in de risicocategorie vallen, zijn ze wel 60+ en maak ik me zorgen om ze.
Als zorgverlener draag je altijd enige mate van beroepsdeformatie met je mee. Het klinisch redeneren zit ingeslepen in mijn brein, zoals een rondje in het tapijt van het ijsberen. Bij patiënten onderzoek ik of het een bijwerking van medicatie is of een losstaande klacht, en zo kijk ik ook naar mijn gezin of omgeving. Hoe lang speelt het al? Wat zijn de mogelijke oorzaken? Is dit een loopneus van mijn allergie, omdat het koud is buiten, of vanwege iets anders? Een boomstructuur vormt zich in mijn hoofd, met alle mogelijke uitkomsten. Nu, nog meer dan anders.
Gewapend met een chirurgisch IIR-masker die ik zo vouw dat er zo min mogelijk luchtlekkage is, zie ik mijn patiënten. Ik maak knopen in de touwtjes zodat het strakker om mijn oren zit, en vouw het plastic neusbruggetje zodat het precies om mijn neus past.
Elke drie uur, of als het masker vochtig is, vervang ik het en vouw ik een nieuwe. Ik denk er maar niet teveel bij na dat het mij weinig beschermt, maar vooral mijn patiënten beschermt van eventuele virussen die ik bij me draag. Inclusief het Virus Wat Niet Genoemd Mag Worden.
Mijn moeder paste voor de crisis wekelijks op onze kinderen, en vond het in de eerste golf verschrikkelijk dat we elkaar alleen digitaal konden zien. Toen het weer mocht in het voorjaar, richting de zomer, zijn we weer bij elkaar op bezoek gegaan met afstand. Niemand klachten? Dan gaan we. Langzaamaan leek er wat gewoonte terug te komen in het dagelijks bestaan.
Als ik tegenover een patiënt zit en deze wel erg vaak haar neus ophaalt, vraag ik of ze verkouden is. “Ja, het is een gewone verkoudheid, geen corona hoor!”
“Oh, hoe weet u dat”, vraag ik, “bent u getest?”
“Nee, dat weet ik gewoon. Ik ben alleen verkouden, ik heb geen koorts.”
Zucht.
Geroutineerd geef ik uitleg over het virus, dat niemand van zichzelf kan vaststellen of hij of zij besmet is, en er genoeg mensen de aandoening zonder symptomen doormaken en dat er altijd getest moet worden. Of het haar niet duidelijk was dat ze niet met klachten op het reguliere spreekuur mocht komen?
Bij mijn ouders probeer ik afstand te houden, maar dat lukt niet altijd. Mijn vader geeft me een zoen op mijn wang als hij naar beneden komt. Het idee dat ik er mogelijk verantwoordelijk ben dat zij ziek worden, krijg ik niet uit mijn hoofd. We spreken af dat mijn ouders voorlopig nog één keer in de week de kinderen op bezoek krijgen, voor alle partijen maakt dat het leven net iets dragelijker.