ZorgBlog

Prik

Volgens mij was het ergens begin december, ik kreeg een echtpaar op het spreekuur voor controle, die op opgewekte toon vroegen: “Zo, de vaccinaties hè, wanneer beginnen jullie?” Aan mij de taak om ze uit te leggen dat we eigenlijk niet meer wisten dan zij, het nieuws vanuit de media, dat er wel vaccinaties aan zaten te komen maar dat wij nog geen idee hadden wanneer wij patiënten konden inenten, laat staan onszelf.

Verbouwereerd is een understatement, als ik hun reactie zo beoordeelde. En zo ging het de maanden daarna verder; meer patiënten die natuurlijk naar de felbegeerde covid-vaccinaties vroegen, en waar ik haast elke keer hetzelfde antwoord op moest geven.

Naast het feit dat ze verbolgen waren dat wij niet betrokken werden in het proces wat gaande was op overheidsniveau, waren ze ook bijna boos dat wij als zorgverleners niet eerder de vaccinatie kregen dan zij als patiënten. “Jullie zien zoveel mensen op één dag!”, was hun redenatie.

Ik vind het een enorm lastige puzzel. Zeker omdat de vaccins maar mondjesmaat binnenkomen elke keer, maar ook omdat wij er als beroepsgroep totaal niet bij betrokken worden. Het is nogal een klus; we weten niet wanneer de vaccinaties binnenkomen, we weten niet welke patiëntcategorie wij dan mogen inenten, dus weten wij ook niet wie we (alvast) zouden kunnen oproepen of polsen of ze het vaccin willen hebben.

Normaliter is het zo dat de assistentes en de praktijkondersteuners op pad gaan voor de mensen thuis om de griepvaccinatie te geven, en de avonden waarop patiënten naar de praktijk kunnen komen, helpen de artsen ook mee met het geven van de vaccinaties. Omdat je nu met een maximaal aantal patiënten zit per keer én ook nog eens vijftien minuten moet wachten bij elke patiënt op een mogelijke allergische reactie, wordt het voor ons een puzzel hoe we dit klaar gaan spelen naast de normale spreekuren.

Voor mij is deze vaccinatie nemen net zo logisch als elke andere vaccinatie nemen die ik aangeboden krijg. Mijn vader heeft toen hij een baby was polio doorgemaakt, en toen ik vier jaar was en met mijn moeder de DKTP-prik ging halen bij het consultatiebureau, vroeg ik waarvoor de prik was. Mijn moeder zei: “Zodat je geen klein beentje krijgt, zoals je vader.” Op weg naar huis was ik heel stil op de fiets vertelde ze, en toen ik thuis was rende ik naar mijn vader, en zei: “Papa, je moet een prik gaan halen, want dan gaat je beentje weer groeien!”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *