Impact
Het staat er zo droogjes, in de brief die we ontvangen vanuit de specialist.
“Fietser vs bus”, met een datum ervoor. Eronder volgen allerlei ingrepen en diagnoses die op z’n zachtst gezegd niet heel prettig zijn. Er wordt een samenvatting gemaakt van wat hij wel en niet kan, wat goed gaat maar wat ook nog steeds problemen oplevert. Hoe het eten, drinken en praten gaat.
Lang kwam hij driemaandelijks, of vaker, op mijn spreekuur voor controle. We hadden een prettig contact, konden elkaar vinden in de vertrouwensrelatie die we hadden. De gezondheidsproblemen die hij toen had waren al lastig, maar elke keer kwamen we er weer uit. De stappen die gezet moesten worden qua medicatie waren niet fijn, maar elke keer loodste ik hem er weer doorheen, met een paar afspraken extra naast de reguliere controles.
Opeens was daar die bus. Heel het leven van de patiënt op zijn kop, letterlijk en figuurlijk. Ik las het in een postbericht wat langskwam, nadat hij niet verschenen was op een controle. Nog altijd schrik ik ervan, als ik zoiets lees, door de meest stomme ongelukken is een heel mensenleven (en diens omgeving) op zijn kop.
Vanuit het werk in het verpleeghuis was ik gewend zo ongeveer alles van patiënten te weten. Natuurlijk niet alles van iedereen, daar waren het teveel mensen voor. Maar wij zaten op het eindstation. Zelden ging een patiënt (levend) weg, dat was eigenlijk alleen voor een verhuizing of bijvoorbeeld een breuk waarvoor ze even behandeld werden in het ziekenhuis. Bij ons waren ze hun laatste stukje van het leven.
Nu ik in de huisartsenpraktijk werk is er veel meer verloop, veel meer stukken die door andere zorgverleners worden opgepakt, verhuizingen, overplaatsingen naar een verpleeghuis. Het is mijn eigen betrokkenheid die hetzelfde is, maar de werkomstandigheden zijn veranderd, en daar moet ik nog steeds aan wennen, merk ik.
Ik hoop dat ik mijn patiënt weer terug zal zien in de praktijk, ik hoop dat hij voldoende opknapt en naar huis kan, en ik zijn verhaal mag horen.