Wankel
Regelmatig kom ik bij echtparen in het kader van ouderenzorg. Vaak hebben ze beiden wel een aantal aandoeningen en medicijnen; maar zelden kom ik mensen tegen van boven de 80 die geen medicijnen gebruiken. Het is inherent aan ons ouder worden; ‘ouderdom komt met gebreken’.
Bij dit echtpaar doet hij vooral veel, zijn vrouw was al wat minder mobiel. Vaak deed hij de boodschappen, soms gingen ze samen. Over het algemeen was de balans goed, alhoewel hij fragiel was, zag ik. Familie in de buurt hadden ze niet, ze redden het precies, zo samen, met wat huishoudelijke hulp.
Ik kom binnen, hij schuifelt in zijn kamerjas met een neusbril met zuurstof door het huis. De slang loopt naar een zuurstofconcentrator die in een andere kamer staat. Hij heeft blauwe lippen zie ik, die weer bijtrekken als hij even zit.
“Het gaat niet meer”, zegt hij. Zijn vrouw doet nu de boodschappen, maar daar doet ze een paar uur over, terwijl de winkel om de hoek zit. Ze hebben nu nog maar voor een paar dagen boodschappen in huis. Ze willen hun familieleden niet vragen om hulp, die wonen te ver weg. Ik ga er nog even op door, maar kom er niet achter omdat dat is omdat familie niet wil helpen, of dat het echtpaar zich te bezwaard voelt om het te vragen.
We hebben het over de situatie, ik opper een paar mogelijkheden; een maaltijdservice, uitbreiding van de huishoudelijke hulp, en ik zal, als zij dat willen, de wijkverpleegkundige inschakelen om de zorgvragen van het echtpaar te inventariseren.
Meneer is resoluut; die maaltijdservice hoeven ze niet. “Die boontjes koken ze veel te gaar, dat is net drab! Ik wil mijn bonen beetgaar.”
Ik lach, ik kan me helemaal voorstellen dat je je eigen voorkeuren lastig opzij kan zetten als je zo lang zelf gekookt hebt en niet ineens iets anders wilt. Hoe rot het ook gaat. Meneer kookt inmiddels zittend, maar ook dat gaat moeizaam. We spreken af dat ik de wijkverpleegkundige langs stuur, en ze even na moeten denken over wat ze willen met het avondeten.
Meneer, op het einde van het consult: “Maar vertel eens, dat heb ik gehoord, je hoeft niet elke dag te douchen?”
Ik: “Zeker niet, als u dat niet wil hoeft dat niet.”
Hij: “Maar het is wel lekker.”