Nassen
“Heb je dat zelf wel eens gegeten, die dertig plus kaas? Lijkt wel plastic joh, niet te nassen!”
Goed, ik heb al eens verteld dat ik in de omgeving van Rotterdam werk, en die mensen nemen geen blad voor de mond. Ik vind dat heel fijn communiceren: duidelijk en helder, je weet waar je aan toe bent.
Nogal eens geef ik adviezen omtrent voeding, aan patiënten met diabetes of met een hoog cholesterol. De adviezen bij een hoog cholesterol zijn bijvoorbeeld om minder rood vlees te eten (zoals rundvlees of varkensvlees) en niet voor 48+ maar voor 30+ kaas te kiezen. De verzadigde dierlijke vetten zorgen ervoor dat de lever meer cholesterol gaat aanmaken, en dat wil je in dat geval niet. De reacties op deze adviezen zijn uiteenlopend; sommige patiënten wisten helemaal niet wat er nu precies gebeurd in je lijf en zijn blij met de informatie, en kijken wat ze kunnen verbeteren. Anderen hebben het allang geprobeerd en opgegeven.
Een patiënt kwam naar mij toe voor voedingsadviezen, ik zag hem daarvoor al regelmatig. Ze had een voedingsdagboek bijgehouden van een aantal dagen, die ze me vooraf bij me had ingeleverd zodat ik me kon voorbereiden. Wat ik zag is dat ze veel broodjes met vlees at, vaak naar de snackbar in en vaak pasta at in de avond. Ze vertelde ook wel bij een diëtist te zijn geweest, een tijdlang is het ook goed gegaan en maakte ze de goede keuzes. Nu was ze echter de motivatie compleet kwijt. Waar die ‘kink’ in de kabel zat kwam ik ook niet achter, wat nu maakte dat het anders was.
“Ik heb gewoon geen zin om bonen te doppen ’s avonds en lang aan de avondmaaltijd te besteden. Ik weet dat het slecht is voor mijn gezondheid. Ik weet dat ik korter leef, maar het boeit me gewoon niet.”
Heel lastig lijkt me zoiets, als je je verder relatief goed voelt, een praktijkondersteuner verteld dat de waardes de pan uit rijzen en je geen motivatie of noodzaak voelt om te veranderen. Dat is het meest lastige aspect van mijn werk; ziektes behandelen waar patiënten vaak weinig tot niets van merken.
Uiteindelijk probeer ik te doen wat ik kan, maar er ligt een gedeelde verantwoordelijkheid tussen ons in. Ik heb de verantwoordelijkheid om zo goed mogelijke zorg te leveren en op risico’s te wijzen, de patiënt heeft de verantwoordelijkheid om te kiezen wat hij of zij denkt dat het beste is voor zichzelf op dat moment.